Моя война за независимость

 Вне зависимости от того в какой стране ты стал инвалидом проблемы у всех одинаковые. Научится жить с болезнью и доказать бюрократии родной страны, что ты болен. Твое право на независимость и более менее пристойное существование зависит от отношения к тебе близких людей и чиновников. Для больного человека собственный источник дохода, даже самый маленький, значит очень много. Ты можешь позволить себе лекарства, которые не оплачиваются страховой фирмой, а это как правило снотворное и анаболики. Через тонкий ручеек этих денег ты пытаешься сохранить свое достоинство и почувствовать, что ты в свою семью приносишь не только горе и боль.  Мое первое столкновение с системой произошло, когда я заболела. Этот опыт был позитивен и вначале я не верила историям о некомпетентности сотрудников UWV. Через 6 месяцев очень милая женщина-врач поинтересовалась, когда я собираюсь возвращаться в Россию и объявила меня абсолютно здоровой. Сначала я подумала: а может я и правда здорова? После процедуры внутри UWV  я подала иск в суд и выиграла. Я хотела нанять адвоката, но первое же знакомство с социальной адвокатурой настроило меня на столь лиричный лад, что я приняла решение защищать себя сама. Надо сказать, что UWV  сделало все возможное, чтобы сделать мою позицию максимально слабой. Все документы для подачи протеста я получила за два дня до истечения срока подачи документов в суд. Каким-то образом я умудрилась написать иск и отправить его вовремя. Процесс длился почти год. Я просила отсрочки, поскольку много времени провела в больницах.  Спустя три года мне нужно было запросить пособие на основании другог закона, WAO. Две милые тетеньки сказали, что я очень хорошо выгляжу и поэтому могу работать уборщицей и швеей. Спустя две недели на заседании комиссии UWV меня признали полностью нетрудоспособной. Я опять защищала себя сама и я не знаю, то ли я все сделала правильно, то ли доводы моих врачей были убедительны, но в этот раз для меня все закончилось хорошо. На год. В этой статье я хочу выложить свой протест, который я написала в июне, может быть кому-нибудь пригодится.

Aan UWV Afdeling Bezwaar en Beroep

Postbus 16140 2500 BC Den Haag      

Per aangetekende post.    

BEZWAARSCHRIFT

12 juni 2012  

 

Geachte heer, mevrouw,   Hierbij maak ik bezwaar tegen uw beslissing van 4 mei 2012 waarbij UWV heeft vastgesteld dat voor mij in aansluiting op de wettelijke wachtperiode van 104 weken met ingang van 24 juni 2012 geen recht is ontstaan op een WIA-uitkering op grond van de Wet  werk en inkomen naar arbeidsvermogen, daar ik minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.     (Na de inwerkingtreding van art. 7:3, aanhef en onder d (nieuw) van de Awb: Op voorhand maak ik kenbaar dat ik in zal gaan op uw uitnodiging voor een hoorzitting. Ik verzoek u mij te te bellen of mailen voor het plannen van een datum.)   De gronden voor het bezwaar zijn samengevat de volgende:    

  1. Op grond van artikel 3:2 van de Awb geld voor UVW een algemene verplichting om bij de voorbereiding van een besluit op zorgvuldige wijze de nodige kennis te vergaren over de voor het nemen van het besluit relevante feiten en omstandigheden. Hierin ligt besloten dat de verzekeringsarts dient te beschikken over voldoende kennis om te kunnen beoordelen welke feiten en omstandigheden relevant zijn in het specifieke geval. De verzekeringsarts dient de behandelde sector te raadplegen in die gevallen waarin een behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene, of indien de behandelde sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over zijn beperkingen.(Centrale Raad van Beroep, 02/6379WAO) Het artikel heeft dus betrekking op het inwinnen van informatie. In de loop van de het ziektewettraject is mijn gehoor dusdanig achteruit gegaan dat ik binnen half jaar aan een kant volledig doof word en de andere kant voor nog 10 % horend is. 11 juni 2012 heb ik een afspraak bij het LUMC om een onderzoek te starten naar mogelijkheden voor het eventueel plaatsen van gehoorimplantanten. Een gehoorimplantant wordt door middel van chirurgische ingreep ingeplant bij patiënt en revalidatie periode zal ongeveer  jaar in beslag nemen, wat duidelijk een beduidend effect op mij zal hebben.
    1. De Raad heeft in zijn uitspraak van 19 september 2008, LIJN BF 1884, overgewogen, dat een medisch oordeel inzake de beperkingen van een verzekerde dient te zijn gebaseerd op een volledig en voldoende medisch onderzoek. Door de verzekeringsarts is onvoldoende overtuigend gemotiveerd waarom het inwinnen van informatie bij de behandelde artsen in mijn geval niet noodzakelijk was. Het  gaat niet om de diagnose (is gemakkelijk meer niet), maar om het onvermogen tot werken, dat is terug te voeren op een ziekte of gebrek, hetgeen naar objectief medische maatstaven moet worden vastgesteld. De beperkingen tot het verrichten van arbeid dienen wel medisch van aard te zijn. De link naar de medische aard van de beperkingen tot het verrichten van arbeid brengt in de praktijk vaak mee, dat via deze weg de diagnose van een medicus de hoofdrol gaat spelen in een arbeidsgeschiktheidsbeoordeling. Er zijn inderdaad mensen, die met ziekte Meniere kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, maar dat geldt niet voor iedereen. In mijn geval treden plotseling aanvallen op van draaiduizeligheid met valneiging met frequentie 2-3 keer per week. Deze aanvallen gaan gepaard met misselijkheid, braken, bleek zien en koud zweet. Tijdens deze aanvallen, die meestal 5-6 uren in beslag nemen, is het niet mogelijk de normale werkzaamheden te verrichten. Het is niet te voorspellen of en wanneer zich weer een aanval voordoet. Oorsuizingen, ook die nemen sterk toe tijdens de aanval en kunnen daarna weer wat afzakken, hoewel ze nooit echt weg gaan. Er is tussen aanvallen een duizeligheid merkbaar, die het functioneren bemoeilijkt. Mijn evenwichtsorganen niet goed werken en daardoor ik ben snel gedesoriënteerd door de veelheid van  bewegingen om me heen, bijvoorbeeld op straat. Bewegingen geven wel gevoel dat ik zelf beweeg, terwijl dat niet zo is. Verder ben ik vaak mijn richting kwijt als ik snel opzij of naar achteren kijk en beeld dat ik zie bij snelle hoofdbewegingen onscherp is. Doordat ik snel op straat gedesoriënteerd ben, bots ik tegen reclameborden of steek ik op rode licht over. Om niet daadwerkelijk te vallen moet ik visuele prikkels negeren en het levert grote vermoeidheid op. Dus stoornis kan echter ook langdurig zijn of tot invaliditeit leiden. De verzekeringsarts is bij medische beoordeling onvoldoende rekening gehouden met mijn klachten als gevolg van de ziekte Meniere, naast andere klachten.
    2. Als betrokkene nog in behandeling is voor een bepaalde aandoening, omdat hij nog geen stabiele toestand heeft bereikt, volgens Schattingsbesluit en richtlijn MAOC, dient in algemeen de behandelde arts wel geraadpleegd te worden. Als een bestuursorgaan beleidsregel vaststelt, mag een belanghebbende er in beginsel op vertrouwen dat het bestuur bevoegdheden uitoefent, onder omstandigheden zelfs als het om een onverbindende beleidsregels gaat aldus Centrale Raad van Beroep 27 april 1999, LIJN AB 1999. Ik sta momenteel onder medische behandeling bij psychiater vanwege depressie, angststoornis, claustrofobie en hallucinaties, bij internist en neuroloog vanwege aanvallen van flauwvallen met frequentie 3-4 keer per week (waarschijnlijk epilepsie), bloedafwijkingen, slappe armen en urineverlies. Ik heb al jaren last van ernstige pijn in nek en rug. Mijn schouder was gebroken bij overval en sindsdien ervaar ik bewegingsbeperkingen van mijn linkerarm. Ik ben van mening dat onderzoek onvolledig en onzorgvuldig was.
  2. Ik merk daarbij nog op dat van de zijde van UWV geen medische gegevens zijn overgelegd die kunnen dienen ter onderbouwing van hun eigen opvatting inzake de ernst van mijn gezondheidssituatie en de daaruit voor mij voortvloeiende arbeidsbeperkingen. Ziekte Meniere is zo zeldzaam dat de gemiddelde huisarts in zijn leven misschien een of twee mensen met Meniere tegenkomt. Ik ben van mening dat de verzekeringsarts een KNO-arts moest raadplegen omdat allen deze in staat mijn klachten en beperkingen als gevolg van de ziekte van Meniere goed in kaart brengen. In mijn dossier ligt een brief van mijn huisarts waar mijn klachten staan vermeld. De klachten waren ook niet in overweging genomen. En met inachtneming van uit klachten voortvloeiende beperkingen heeft de verzekeringsarts L.F. Groot een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Vervolgens is de arbeidsdeskundige in haar rapport tot de conclusie gekomen dat ik niet meer geschikt ben voor mijn eigen werk maar nog wel geschikt voor een aantal andere functies. Op basis van drie van de hoogst verlonende functies heeft zij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 35%.
    1. De verzekeringsarts moet niet allen alle gegevens verzamelen en belangen en kaart brengen. De gegevens en belangen moeten worden verdisconteerd in het besluit. De medische als de de arbeidskundige grondslag van het besluit is niet deugdelijk. De feiten zijn niet juist worden vastgesteld en motivatie van UWV baseert alleen op mening van verzekeringsarts en mijn dossier met de gegevens van een jaar oud. De motivering is niet voldoende draagkrachtig. Ik ben meer bepekt dan is door arts is aangenomen. Volgens mij is ten onrechte geen beperkingen ten inzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, bewegen en werkuren in de FML opgenomen.
    2. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slecht in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaat een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. Ten aanzien van het verrichten van arbeid concludeert verzekeringsarts dat ik over duurzaam benutbare mogelijkheden beschik. De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009, LIJN BH 1896, overwogen dat de blijkens wetgeschiedenis de verzekeringsarts zich oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, waarbij hij bij inschatting dient te maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de betrokkene verzekerde. Bij de vraag of er sprake is van duurzaamheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Uit het medisch oordeel van verzekeringsarts blijkt niet op basis van welke afweging zij tot het oordeel gekomen dat er meer dan geringe kans op herstel zal zijn van mijn functionele mogelijkheden. De arts heeft het niet uitgesloten geacht dat het bij mij gaat om een vorm van gehoorverlies, ziekte van Meniere of psychische stoornis die zodanig behandelbaar zijn dat die daarna verenigbaar is met arbeid. De oorzaak van de ziekte Meniere is niet bekend, is er zeker nog geen afdoende behandeling. Enige kans op verbetering van mijn medische situaties minimaal of zelfs niet aanwezig.  Op basis van de huidige medische inzichten kan niet worden aangegeven wanneer de behandeling van de psychische en somatische klachten zal zijn afgerond, maar gezien de voorgeschiedenis zal waarschijnlijk langdurige behandeling nodig zijn. Uit haar rapportage blijkt niet op grond van welk medisch oordeel zij tot conclusie is gekomen dat na behandeling van deze stoornissen de functionele mogelijkheden van mij zullen verbeteren. In de beschikbare gegevens van de behandelende artsen ontbreekt een aanknopingspunt voor deze conclusie. De verzekeringsarts is niet nagegaan bij de behandeld sector of het resultaat van de ingezette behandeling daadwerkelijk een verbetering van de functionele mogelijkheden van mij doen verwachten. Voor haar stelling heeft zij slechts gewezen op haar observatie van mijn toestand tijdens gesprek en op het dossier die bijna jaar oud is. (Centrale Raad van Beroep, LIJN BI 5270) Een deugdelijke psychiatrische en medische onderbouwing van deze opvatting van de verzekeringsarts, bijvoorbeeld met gegevens van de behandelend sector, ontbreekt. 
    3. Ik ben van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met mijn beperkingen als gevolg van de somatische en psychische aandoeningen. De frequentie en de ernst van mijn aanvallen zijn niet goed in kaart gebracht, de bijkomende klachten van concentratieproblemen, angsten, hallucinaties en claustrofobie onderstrepen deze aanvallen. Ik ben van mening dat in de door de verzekeringsarts opgestelde FML te weinig beperkingen zijn opgenomen, waardoor mij belastbaarheid is overgeschat. In het bijzonder ben ik beperk op de punt van concentreren het verdelen van aandacht, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, handelingstempo, het lezen, het hanteren van emotionele gevoelens van anderen, het uiten van eigen gevoelens, omgaan met conflicten en samenwerking. Ik ben aan liplezen aangewezen, volgens arbeidskundige rapport, maar op mijn FML lijst staan geen beperkingen opgenomen in sociaal functioneren. Logische onderbouwing van redenering ontbreekt. Zoals ik niet een taal kan beheersen als ik kan niet horen. Mijn communicatieve mogelijkheden sterk afhankelijk van articulatie van gesprekspartner. Rechtbank Alkmaar heeft in uitspraak van 12 januari 2012, LIJN:BV1949 geoordeeld, dat UWV miskent door als uitgangspunt te nemen dat op de beoordelingspunten in FML in beginsel slechts ernstige stoornissen tot beperkingen kunnen lijden, de wettelijke systematiek en is sprake van een rechtens onaanvaardbare invulling van wettelijke begrippen. Of een stoornis (in abstracto) al dan niet ernstig is, is in wettelijk stelsel immers niet relevant; relevant is of een bepaalde stoornis in het individuele geval leidt tot beperkingen. Ik acht zich niet in staat de geselecteerde functies te verrichten. Zo moeten er binnen deze functies taken worden uitgevoerd die extra concentratie en lichamelijke spanning vergen. Een dergelijke concentratie en inspanning kan van mij, gezien mijn beperkingen niet worden verwacht. Volgens mij is zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het besluit niet deugdelijk.
    4. Het dagverhaal zal, samen met andere (medische) gegevens, gewogen dient te worden en de daaruit te trekken conclusies kunnen per geval verschillen. Dit betekent dat het zeer mogelijk dat bij een medische situatie de interpretatie van het dagverhaal kan tot verschillende conclusies kan leiden. Uit dagverhaal komt niet naar voren welke belemmeringen ik ervaar door mijn klachten. Het klachtenpatroon en het dagverhaal kunnen niet los van elkaar gezien worden. Het is de bedoeling dat ze samen een beeld schetsen van het functioneren in het dagelijks leven vanuit de beleving van werknemer. Ik beschreef een meer of minder normale dag uit mijn leven, maar ik zou niet conclusie uit te trekken. Door de verzekeringsarts weergegeven dagverhaal geen juiste weergave van mijn dagbesteding, want zo’n dag heb ik, naar mijn inschatting, een keer per week. Het is dag zonder aanvallen, maar mijn depressie, mijn angsten en mijn hallucinaties blijven bij mij. Op een dag per week kan ik zelf uit bed komen en zelfstandig eten, maar dat is te weinig om op grond van die informatie een besluit te nemen. Alle feiten zijn door de arts willekeur gekozen en dat maakt onderzoek nog minder geloofwaardig.
    5. De Raad wil  in zijn uitspraak van 23-02-2007, LIJN: AZ9148,  het volgende opmerken. Van de zijde van het UWV is benadrukt en zulks is ook in de eerder genoemde werkinstructie CBBS opgenomen, dat het CBBS, evenals overigens zijn voorganger het FIS, niet goed is afgestemd op bepaalde beperkingen, waaronder beperkingen als gevolg van (functionele) eenarmigheid, eenbenigheid, rolstoelafhankelijkheid, blindheid en doofheid. In gevallen waarin dit aan de orde is, als in mijn geval is, kan niet onverkort worden vastgehouden aan het uitgangspunt om alle bij de verzekerde vastgestelde beperkingen op de daartoe bestemde plaats in de (k)FML op te nemen. Teneinde te komen tot een selectie van een voldoende aantal potentieel geschikte functies, wordt dan gebruik gemaakt van een zogeheten functionele invulling van de (k)FML. De arbeidskundige zal in dergelijke gevallen, in samenspraak met de verzekeringsarts, de aan de hand van die methode door het systeem geselecteerde functies - die selectie zal als gevolg van de evenbedoelde functionele invulling van de (k)FML veelal te ruim blijken te zijn - “handmatig: nader dienen te beoordelen op daadwerkelijke passendheid. In een dergelijk geval bestaat aldus het risico dat de motivering van de arbeidsongeschikt-heidsbeoordeling aan de hand van het eindresultaat functieselectie niet volstaat en dat een schattingsbesluit dat enkel op zodanige motivering is gegrond wegens strijd met artikel 7:12 eerste lid van de AWB in rechte geen stand zal kunnen houden.
  3. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek moet aan drie voorwaarden voldoen, volgens Nota van toelichting van Schattingsbesluit 2004, te weten, toetsbaarheid, reproduceerbaarheid en consistentie. Doelmatigheid - daarbij gaat het niet alleen om de vraag of het besluit rechtmatig is - d.w.z. in overeenstemming met het geldende recht, - maar ook om de vraag of het besluit doelmatig - d.w.z. in overeenstemming met het beleid en de doelen van het bestuursorgaan - is. In de Nota van toelichting bij het Schattingsbesluit 2004 (paragraaf 4 “Bepalingen met betrekking tot resterende verdiencapaciteit”) is het volgende overwogen: “In het Schattingsbesluit zoals dat tot op heden luide, was geregeld dat de functies die geduid werden om de resterende verdiencapaciteit te bepalen, van ongeveer dezelfde urenomvang moesten zijn als de maatmanfunctie”. Van deze functies werden vervolgens de uurlonen vergeleken om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen. In uitspraak van 28-04-2010 de Raad overwoog dat er worden, met andere worden, aan personen die voor hun arbeidsongeschiktheid  20 uur per week werken, functies geduid waarin eveneens ongeveer 20 uur per week wordt gewerkt. Er kunnen derhalve ook functies worden geduid met een iets grotere of iets kleinere arbeidsomvang. Het UWV heeft ten grondslag van mijn beoordeling gelegd - kort weergegeven dat op grond van de advisering  door de verzekeringsarts en arbeidskundige moet worden aangenomen dat ik in staat word geacht om met inachtnemingen vastgestelde beperkingen gedurende 30 uur per week gangbare arbeid te verrichten, waartoe mij een aantal functies is voorgehouden.  Ik ben van mening dat arbeid in die omvang voor mij niet haalbaar is en dat ik mijn zorgtaken slechts kan volhouden doordat ik wel hulp ontvang. In oktober 2010 ben ik opbouwende 14 uur per week ging werken, maar  over drie weken moesten stoppen. Het besluit over vastgestelde urenbeperkingen niet in stand kan blijven wegens strijd met rechtmatigheid en doelmatigheid van bestuursbeleid, want de overheid handelt anders dan volgens de bekend gemaakte regel mocht verwachten. Dit besluit is genomen in strijd met de eigen voorschriften en er is onbehoorlijke belangafweging  plaatsgevonden.

    Ik ben op grond van het bovenstaande van mening dat uw besluit niet in stand kan blijven. Ik verzoek u om zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen de wettelijke termijn, het bestreden besluit te heroverwegen, het bezwaarschrift gegrond te verklaren en een nieuw besluit te nemen.  

 

  Hoogachtend,         Anna

   

12 juni 2012

 

Bijlage:  

  1. De positie van doven en zwaar slechthorend op de arbeidsmarkt door dr. E.J.C.Josten, juni 2007.
  2. Brief van KNO-arts dr.M. Franken van 31 mei 2012, Reinier de Graaf Gasthuis, Voorburg.
  3. Brief van psychiater S.C. van der Padt van 30 mei 2012 naar spoedeisende hulp.
  4. Uitslag van bloedonderzoek van 30-05-2012.
  5. Uitnodigen voor de afspraak bij CI-team van de afdeling KNO van het Leids Universitair Medisch centrum.
  6. Brief van neuroloog dr. K.I.Roon van 10 februari 2012, Reinier de Graaf Gasthuis, Delft.
  7. Brief van psychiater dr. J.D. Blom van 2 februari 2012, afdeling KCV0, Den Haag.
  8. Brief van van mw. E.A. Naaijkens 20 februari 2012, Maatschappelijk Werker, KENTALIS.
  9. Brief van dhr. D.M.T. Dekker van 15 december 2011, Klinisch fysicus-audioloog, KENTALIS.
  10. Brief van psychiater S. van der Padt, PsyQ.
  11. Brief van KNO-arts dr. M. Franken van 6 juli 2011, Reinier de Graaf Gasthuis, Voorburg.
  12. Brief van KNO-arts dr. M.Franken van 29  september 2011, Reiniere de Graaf Gasthuis, Voorburg.
  13. Verwijsbrief van huisarts H.Bles van 27 juni 2011, Arts en Zorg Oud Rijswijk.
  14. Brief van psychiater dr. S. van der Padt van 30 juni 2011, PsyQ.
  15. Brief van psychiater dr. S. van der Padt van 24 oktober 2011, PsyQ.
  16. Samenvatting patientdossier van 7 juni 2012.
  17. Brief van huisarts dr. H. Bles van 5 juli 2011, Arts en Zorg Oud Rijswijk.